Appels
-
Groninger Pippeling
De Groninger Pippeling is een echt streekras dat al in de 19e eeuw in Groningen wordt genoemd. Het ras ontstond vermoedelijk als spontane zaailing op een boerenerf, zoals veel Pippelingen uit die tijd. Omdat het ras jaar op jaar betrouwbaar droeg, verspreidde het zich snel over de noordelijke provincies. In oude fruitlijsten uit de regio wordt hij omschreven als een “zekere drager voor koele streken”, wat hem populair maakte in gemengde hoogstamboomgaarden.
De boom groeit compact tot middelsterk en vormt een rustige, evenwichtige kroon. De appels zijn middelgroot, geelgroen met een zachte roodtint, aromatisch en licht zuur van smaak. Pluk eind september; bewaarbaar tot november. De Groninger Pippeling staat bekend als sterk, windbestendig en weinig gevoelig voor ziekten.
-
Judine
Judine is een zeldzame Drentse variëteit uit de omgeving van Eelde. Het ras ontstond waarschijnlijk begin 20e eeuw als lokale zaailing en bleef vooral in kleine boomgaarden behouden. Liefhebbers van oude rassen hebben Judine later opnieuw onder de aandacht gebracht, omdat het een ras is met een typisch noordelijke frisheid en een verrassend aromatische smaak.
De boom groeit matig sterk en vormt een brede kroon met veel korte twijgen. De vruchten zijn middelgroot tot klein, met een geelgroene kleur en soms een zachte blos. De smaak is friszoet met een opvallend eigen aroma. Pluk in september; kort bewaarbaar. Een mooi ras voor kleinere tuinen en liefhebbers van bijzondere regionale appeltypes.
-
Veendammer Glorie
Zoals de naam al zegt, is dit ras nauw verbonden met de Veenkoloniën. Rond 1900 ontstond het uit een lokale zaailing en werd het al snel een veelgeplante appel in moestuinen en kleine boomgaarden. In een periode waarin grond vaak arm en nat was, bleek Veendammer Glorie opvallend goed te presteren, wat het een geliefde “tuindersappel” maakte in het Oosten van Groningen.
De boom groeit middelsterk en kan goed omgaan met zwaardere of vochtige gronden. De appels zijn middelgroot, groengeel met een rood blosje, sappig en mild zoetzuur. Pluk begin oktober; bewaarbaar tot december. Redelijk bestand tegen schurft en een robuuste keuze voor noordelijke tuinen.
-
Rode Pippeling
De Rode Pippeling hoort bij de familie van Pippeling-rassen die in heel Noord-Nederland voorkwamen. Deze varianten ontstonden vaak uit zaailingen op erven of langs perceelsranden. De Rode Pippeling werd vooral gewaardeerd omdat hij “mooi rood kleurde”, iets wat in de 19e eeuw als luxe werd gezien in vergelijking met de vele groengele rassen. In dorpskronieken wordt hij als "kinderenappel" genoemd: de eerste appel die rijp was om zo uit de boom te eten.
Een compacte boom die al vroeg vrucht draagt. De appels zijn middelgroot en herkenbaar aan de rode strepen over een gele ondergrond. De smaak is friszoet en licht aromatisch. Pluk eind september; slechts kort bewaarbaar. Ideale appel voor directe consumptie en voor kleine tuinen.
-
Bloemzoete
Bloemzoete is een ras dat vooral in de dorps- en boerderijtuinen van Groningen en Drenthe een geliefde plek had. Het werd gezien als een echte "huisappel": niet voor grote aanplant, maar voor gezinnen die een smakelijke, zachte handappel wilden. De naam komt waarschijnlijk van de bloemige geur van zowel de bloesem als het vruchtvlees. Hij wordt in regionale beschrijvingen genoemd als een “vriendelijke appel” — een die niet de hoogste opbrengst gaf, maar waarvan de smaak en het sierlijke uiterlijk de plantplek ruimschoots rechtvaardigden.
De boom groeit middelsterk met een elegante, vrij open kroon. De rijke bloei trekt veel bijen aan. De vruchten zijn lichtgeel, soms met een zachte blos, en hebben een mildzoete smaak met een duidelijk bloemig aroma. Pluk in september, maar niet lang bewaarbaar — dit is een appel om van te genieten in het seizoen zelf.
-
Valkappel
De Valkappel wordt al meer dan een eeuw in Groningen genoemd en was een typisch ras voor boeren die een betrouwbare oogst wilden. De naam verwijst mogelijk naar een streek- of boerderijnaam, zoals vaker gebeurde met regionale appels die niet via kwekerijen maar via erven verspreid werden. De Valkappel stond bekend als een “volksappel”: niet chique, maar stevig, bruikbaar en constant dragend.
De boom groeit middelsterk en vormt een ronde, robuuste kroon. De vruchten zijn geelgroen met een duidelijke rode streping. De smaak is fris, licht kruidig en prettig gebalanceerd. Pluk eind september; matig bewaarbaar. Geschikt voor winderige, open locaties en weinig gevoelig voor ziekten.
-
Schone van Iephof
Dit ras droeg oorspronkelijk de reputatie van een “tuinsieraad”. De naam lijkt te verwijzen naar een hof of boerderij (“Iephof”) waar het ras lang in stand gehouden werd. Het werd in noordelijke tuinen aangeplant vanwege de combinatie van mooie bloesem, fraaie vruchten en een milde smaak. Hoewel het nooit een grote commerciële rol speelde, bleef het populair als kwaliteitsappel voor huisgebruik.
De boom groeit middelsterk, met een rustige, gelijkmatige kroonopbouw. De appels zijn geelgroen met een zachte blos en hebben een sappige, milde smaak. Pluk eind september–oktober; bewaarbaar tot december.
-
Glorie van Holland
De Glorie van Holland werd in landelijke boomgaarden snel populair vanwege zijn vermogen om ook in koelere zomers een goede oogst te geven. Het ras verscheen aan het eind van de 19e eeuw in verschillende kwekerslijsten en vond vooral in Noord-Holland en de noordelijke provincies een vaste plek. Het was de appel die boeren kozen als “zekere drager”, een belangrijke eigenschap in de tijd vóór kunstmest en intensieve teelt.
Een middelsterke groeier met brede kroon en regelmatige, gelijkmatige productie. De appels zijn middelgroot, groen-geel met soms een rode blos en hebben een frisse, zachtzoete smaak. Pluk september; bewaarbaar enkele weken. Weinig ziektegevoelig en daarom zeer geschikt voor natuurrijke tuinen.
-
Oranje Reinette van Pomona
Reinette-rassen genoten in de 19e eeuw veel aanzien, omdat ze vaak een complexe, kruidige smaak hadden. De Oranje Reinette van Pomona was een geliefde variant onder kwekers die iets ‘bijzonders’ wilden aanbieden. De toevoeging “van Pomona” verwijst naar de Romeinse godin van fruit en vruchtbaarheid — een naam die vaak werd gebruikt voor hoogwaardige rassen.
De boom groeit matig sterk en vormt een open kroon, waardoor het fruit goed kleur krijgt. De appels zijn goudoranje, stevig en aromatisch met een karakteristieke kruidige ondertoon. Pluk in oktober; uitstekend bewaarbaar tot februari. Bekende allround keukenappel.
-
Willem III
Zoals bij meerdere rassen uit de 19e eeuw werd deze appel vernoemd naar een vorst of hooggeplaatst persoon. Het ras verscheen veel in kloostertuinen en schooltuinen waar men waarde hechtte aan goede eetappels met een aantrekkelijk uiterlijk. De combinatie van sierwaarde, krachtige groei en betrouwbare productie maakte dat de Willem III decennialang favoriet bleef bij families die een “mooie en makkelijke” appelboom zochten.
De boom groeit middelsterk en vormt een rustige kroon. De vruchten zijn geelgroen met een warme rode blos. De smaak is sappig, licht kruidig en prettig fris. Pluk in september; bewaarbaar tot december.
-
Herfst Zijdenhempje
Herfst Zijdenhempje is een welbekend regionaal herfstappelras dat zijn naam dankt aan de zachte, zijdeachtige schil. In noordelijke dorpsboomgaarden was dit een appel die “er vroeg mooi bij hing”. Hij werd in oudere tuinboeken beschreven als een bijzonder smakelijke appel voor de herfstmaand, vaak geplukt voordat de echt harde winden kwamen.
De boom groeit rustig en maakt een open kroon met veel vruchtbare twijgen. De appels zijn geel met een fijn rood waasje en hebben een sappige, mildzoete smaak. Pluk in oktober; bewaarbaar tot december of januari. Een ras met charme en zachte aromatiek.
-
Zoete Winterkroon
De Zoete Winterkroon was een belangrijke winterappel in het Noorden. In boerderijen met koele kelders kon hij maandenlang worden bewaard — een waardevolle eigenschap in een tijd zonder moderne koeling. In inventarislijsten van oude hoogstamboomgaarden wordt het ras meermaals genoemd als “betrouwbare bewaarappel”.
Krachtige, opgaande groei. De vruchten zijn middelgroot, groen met rode blos, stevig en uitgesproken zoet — typisch voor een goede winterappel. Pluk oktober; bewaarbaar tot maart. Zeer winterhard en sterk.
Peren
-
Winterrietpeer
De Winterrietpeer is één van de klassieke Nederlandse winterperen en werd vooral in het Noorden en Oosten geteeld. Het ras staat in oude landbouwverslagen beschreven als een “zekere winterpeer” en was geliefd omdat hij pas na enkele maanden zijn optimale smaak bereikte. Veel boerderijen hadden er minstens één van, vooral om rond kerst en nieuwjaar zachte, rijpe peren te hebben.
Een krachtige, opgaande boom. De vruchten zijn middelgroot, stevig en friszoet. Pluk oktober; eetrijp vanaf december, soms nog later. Uitstekend bewaarbaar.
-
Packham’s Triumph
Dit ras werd in het begin van de 20e eeuw ontwikkeld door de Australische kweker Packham en vond snel zijn weg naar Europa. In Nederland werd het een populaire “moderne” handpeer vanwege de combinatie van grootte en sappigheid. Omdat hij goed past bij koelere klimaten, werd hij vaak aangeplant naast traditionele perenrassen.
Groeikrachtige boom met brede kroon. De vruchten zijn groot, zacht en sappig, met een aangenaam zoete smaak. Pluk september–oktober; bewaarbaar tot december. Betrouwbare drager met hoge opbrengst.
Overige soort peren
Zwijndrechtse Wijnpeer, Spiegelpeer, Doyenne du Comice, Josephine du Malice, Durandeau en Beurre de Merode. Deze bomen hebben nog wat langer nodig om te kunnen verplaatsen.
Over het algemeen geldt dat in het Noorden van Nederland een sterke traditie was in het telen en kweken van appelbomen. Dit was minder het geval voor perenbomen. Omdat er echter wel een aantal hele mooie historische soorten zijn (maar niet per se uit Noord-Nederland), zal ik die ook aan gaan bieden.